ik heb geen idee hoe ik aan dit bewijs kan beginnen, het komt van de opdrachten van wiskunde Bdag van 2012:
Kies een vast getal n (= 1, 2, 3, 4, 5, ...).
Bij alle looppatronen die je met de gekozen n keer vouwen kunt maken is de afstand van beginpunt tot eindpunt hetzelfde.
Onderzoek waarom dat zo is.
Opmerking: die afstand hangt natuurlijk af van de lengte van de strook waarmee je begint. Het is handig om met een strook van lengte 2n te beginnen, want dan hebben de stukjes allemaal lengte 1.