Verdeel de twaalf ballen eerst in drie groepen van elk vier: A, B en C. Weeg vervolgens groep A en B met elkaar. Hierbij kunnen de volgende situaties ontstaan:
(1) groep A en B wegen even zwaar:
Dit betekent dat de bal met een ander gewicht in groep C moet zitten. We nemen nu twee ballen uit groep C (aangeduid met C1 en C2) en wegen die tegen twee ballen uit groep A (aangeduid met A1 en A2 en waarvan we al weten dat ze een correct gewicht hadden). Wederom zijn er twee verschillende resultaten mogelijk:
(1a) C1 + C2 zijn even zwaar als A1 + A2:
Dit betekent dat C3 of C4 de bal is met een afwijkend gewicht. Nu kunnen we dit na gaan in een derde weging, waarbij we bijvoorbeeld C3 wegen tegen A1 (= een correct bal). Als deze gelijk gewicht hebben is C4 de afwijkende bal en anders C3.
(1b) het gewicht van C1 + C2 is verschillend van A1 + A2:
Dit betekent dat C1 of C2 de bal is met een verschillend gewicht. Nu kunnen we dit na gaan in een derde weging, waarbij we bijvoorbeeld C1 wegen tegen A1 (= een correcte bal). Als deze gelijk gewicht hebben is C2 de afwijkende bal en anders C1.
(2) A en B hebben een verschillend gewicht:
Noem de lichte groep: A, en de zwaardere groep: B. Nu weten we dat de overgebleven groep C uitsluitend uit correcte ballen bestaat. Voer vervolgens de volgende weging uit: neem twee ballen uit groep A en twee ballen uit groep B (te weten: A1, A2, B1 en B2) en weeg ze tegen een bal uit A, een bal uit B en twee ballen uit C (A3, B3, C1, and C2). Nu kunnen de volgende drie situaties ontstaan:
(2a) A1 + A2 + B1 + B2 zijn even zwaar als A3 + B3 + C1 + C2:
Dit betekent dat A4 of B4 de bal is met een afwijkend gewicht. Nu kunnen we dit na gaan in een derde weging, waarbij we bijvoorbeeld A4 wegen tegen C1 (= een correct bal). Als deze gelijk gewicht hebben is B4 de afwijkende bal en anders A4.
(2b) A1 + A2 + B1 + B2 zijn lichter dan A3 + B3 + C1 + C2:
Dit betekent dat of A1 of A2 een afwijkend gewicht heeft (lichter) of B3 van een afwijkend gewicht is (zwaarder). Nu kunnen we A1 + B3 tegen C1 + C2 wegen, hetgeen de volgende situaties kan opleveren:
(2bi) A1 + B3 zijn even zwaar als C1 + C2:
Dit betekent dat A2 een afwijkend gewicht heeft.
(2bii) A1 + B3 zijn lichter dan C1 + C2:
Dit betekent dat A1 een afwijkend gewicht heeft.
(2biii) A1 + B3 zijn zwaarder dan C1 + C2:
Dit betekent dat B3 een afwijkend gewicht heeft.
(2c) A1 + A2 + B1 + B2 zijn zwaarder dan A3 + B3 + C1 + C2:
Analoog aan 2b...
bron