Ik denk niet dat elke gedachte die ik heb, bepalend is voor mijn gedrag. Sommige gedachtes zijn slechts verkenningen van ideeen. Ik stel mij bijvoorbeeld de vraag hoe een bepaalde broek mij zal staan of ik ben boos en besluit iemand iets nooit te vergeven. In gedachten trek ik dan even de broek aan en stel mij een leven voor zonder die gene.
Na een bepaalde tijd trek ik die denkbeeldige broek toch weer uit en ik vergeef of praat het uit met die persoon.
Mensen spelen dus met gedachtes en zeggen dingen die zij niet zo menen of bedoelenl. Dat kan natuurlijk leiden tot verwarring in de communicatie tussen mensen maar ook in het zelf. Hoe bepaalt iemand welke gedachte werkelijk betekenis heeft en misschien zelfs past in een ontische zijnsnotatie en welke slechts spel zijn?
Ik begrijp dat de mens daarvoor hulpmiddelen heeft. Een simpel voorbeeld is het schatten van afstand. De meeste volwassenen hebben inzicht in welke afstanden zij kunnen vallen of springen zonder zich zelf in gevaar te brengen. Toch komt soms de gedachte op ergens van af te springen of men voelt de angst ergens van af te vallen. Het bewustzijn van een bepaalde gevaarlijke diepte roept onmiddelijk de gedachte op aan een spoedig einde en vraagt om veiligheid. Hoe bepaal je of deze roep om veiligheid slechts spel is of wanneer denkt het bewustzijn van gevaar eenduidig en zonder spel?
Deze vraag moet van levensbelang zijn omdat in gevaarlijke situaties er geen tijd is om te twijfelen, maar er snel gehandeld moet worden, zonder spel dus.
Een samenhangende bijgedachte is die van het tegenovergestelde. Waarom ben ik niet constant bang dat de achterste poten van mijn stoel het begeven en ik door mijn stoel zak en mijn hoofd breek. Kennelijk vertrouw ik stoelen meer dan grote hoogtes terwijl de kans misschien net zo groot is dat ik van een grote hoogte val of dat mijn stoel het begeeft.