Geen waarheid, wel waarde.
Over de publieke rol van de sociale wetenschappen.
Over sociale wetenschappen bestaan twee hardnekkige misverstanden die geregeld terug te vinden zijn in publieke discussies. Nu is het niet zo dat andere wetenschapsgebieden niet met dezelfde misverstanden te maken hebben, maar aangezien ik zelf sociaalwetenschapper ben valt me dat het meeste op.
Inwisselbare waarheden
Dat geldt vooral voor het eerste misverstand, namelijk dat wetenschappers zich bezighouden met de waarheid. Het idee is hier dat iets waar zou zijn omdat het blijkt uit een bepaald onderzoek. Dit soort overschatting van wetenschappelijke kennis zien we geregeld terug in krantenberichten, journaals en discussieprogrammas. Elke serieuze wetenschapper beseft dat de werkelijkheid complexer is. Uiteraard zijn zij zich er ook van bewust dat de media doorgaans niet op al te veel nuances zitten te wachten, simpelweg omdat daar meestal geen plaats voor is. Dit leidt vervolgens tot sterk ingedikte persberichten die niet altijd recht doen aan de daadwerkelijke uitkomsten. Dergelijke berichten lezen vaak inderdaad alsof de waarheid wordt verkondigd.
Hierbij wordt overigens nooit de status van de studie vermeld, terwijl het voor de kwaliteit ervan nogal wat uitmaakt of dit in een vooraanstaand internationaal tijdschrift is verschenen of dat de conclusies zijn getrokken op basis van een onderzoeksrapport voor een willekeurige gemeente in Nederland, om maar iets te noemen. Nu is de kwaliteit van onderzoek voor de gemiddelde persoon die zich niet professioneel met een bepaald gebied bezighoudt niet zo heel erg goed in te schatten, dus verwonderlijk is het niet dat deze berichten zonder onderscheid worden geplaatst. Een potentieel gevaar ervan is dat wat de ene dag beweerd wordt, de andere dag alweer ontkracht wordt door een andere studie. Voor een buitenstaander lijkt het dan ook dat de ene waarheid voor de andere wordt ingewisseld. Dit leidt tot de paradoxale uitkomst dat door de hooggespannen verwachtingen op basis van het beeld van wetenschappers als zoekers naar de waarheid, het publiek steeds meer gaat twijfelen aan het belang van wetenschappelijke kennis, want blijkbaar is wat de ene dag waar is, de andere dag alweer onwaar.
Vermoedens, beweringen en de waarheid
En dit leidt onvermijdelijk tot het tweede misverstand, namelijk dat je alles kunt beweren en er geen onderscheid te maken is tussen vermoedens, meningen en resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Wellicht geldt dit tweede misverstand sterker voor de sociale wetenschappen omdat iedereen onderdeel is van de samenleving is, eigen ervaringen heeft, een beeld van de werkelijkheid vormt en daardoor automatisch ervaringsdeskundige is. En ja, als die wetenschappers elkaar de hele tijd kunnen tegenspreken, waarom zou je ze dan geloven? Het is dan ook niet ongebruikelijk in discussies reacties te krijgen in de trant van: Dat mag u dan wel hebben onderzocht, maar ik geloof er niks van en ik weet zeker dat het zo en zo zit.. Nu is er niks (mis) met een vermoeden, een bewering of een tegenwerping, maar uiteraard kunnen die niet op een lijn gesteld worden met empirisch onderzoek waarbij de methodologische regels zoveel mogelijk zijn gevolgd. Wel is mijn reactie altijd (zo) dat ik die persoon uitnodig de bewering te ondersteunen met materiaal dat verder gaat dan een persoonlijke ervaring of een eenmalige gebeurtenis.
Normatieve waarheden: over het belang van heldere probleemomschrijvingen
Een groot deel van het onderzoek dat ik doe roept reacties op. Het gaat namelijk over de gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen als flexibilisering, individualisering, globalisering en migratie. Het is moeilijk iemand te vinden die daar geen mening over heeft. En, die meningen zijn altijd uitgesproken voor of tegen. Discussies over deze onderwerpen zijn dan ook altijd sterk normatief van aard. Genoemde ontwikkelingen zijn goed of slecht. Je bent voor of tegen globalisering. Los van wat je daar onder verstaat. Want, het opmerkelijke van dergelijke discussies is dat zelden helder wordt verwoord waar precies over gesproken wordt. En gek genoeg geldt dat ook voor een groot deel van de wetenschappelijke literatuur waar met het grootste gemak over grote themas van deze tijd wordt gesproken, zonder ook maar een omschrijving van die ontwikkeling en in hoeverre er ondersteuning is te vinden voor het zich daadwerkelijk voordoen ervan.
Dit zou ik dan ook als een van de belangrijkste maatschappelijke taken van (sociaal)wetenschappers willen omschrijven: het bijdragen aan publieke discussies door het helder verwoorden wat een bepaald onderwerp betekent, hoe het zich verhoudt met en afgebakend kan worden van andere gerelateerd begrippen en in hoeverre sprake is van een trend of niet. Goed, dit kan wel eens wat meer plaats innemen dat meestal voorhanden is, maar een iets beter inzicht kan vaak al veel verhelderen. Dat geldt vooral als het gaat om ontwikkelingen door de tijd. Wat dat betreft denk ik dat mensen een heel dubbele verhouding hebben met het verleden. Enerzijds ademen maatschappelijke discussies een hang naar vroeger toen alles beter was, terwijl de meeste mensen niet zo graag terug zouden willen gaan naar een periode van minder luxe en vrijheden.
De sociaal-wetenschapper: centraal in het publiek debat
De andere taak van wetenschappers is het bijdragen aan het publieke debat door het bieden van inzichten in de gevolgen van ontwikkelingen die ons allemaal aangaan. Niet door over elkaar heen te vallen met nog een feitje of weer een waarheid, die soms zelfs niet kan worden onderscheiden van de volgende mening en vermoedens. Daarvoor is het van belang te onderkennen dat de maatschappelijke werkelijkheid complex is en vol zit met paradoxen en tegenstrijdigheden. De oplossing daarvoor is niet de maatschappij terugbrengen tot een aantal eenvoudige oneliners die het toevallig goed doen. Integendeel, de oplossing is het onderkennen van die complexiteit.
Triangulatie: een genuanceerde aanpak
De standaard methodologieboeken die iedereen die aan een sociale faculteit van een universiteit studeert bevatten een doeltreffende aanpak hiervoor. Dat is namelijk het gebruikmaken van triangulatie, dat wil zeggen het combineren van verschillende onderzoektechnieken (vragenlijstonderzoek, observatieonderzoek, experimenten, inhoudsanalyses, enzovoorts) of onderzoeksgebieden (economie, psychologie, sociologie, politicologie, enzovoorts), voor het beantwoorden van een en dezelfde onderzoeksvraag. Hoewel het gebruik van triangulatie vaak wordt verkondigd, wordt het in de praktijk vaker niet dan wel. Dat is ook niet zonder reden. Triangulatie vereist integratie van gescheiden wetenschapswerelden. Onderzoekers die zijn opgeleid in een strikt kwantitatieve leerschool dienen samen te werken met wetenschappers die op basis van open interviews met mensen gaan praten. De eerste groep zal de laatste verwijten dat zij geen harde, generaliseerbare gegevens hebben in hun onderzoek, terwijl omgekeerd het verwijt zal klinken dat dat kwantitatieve onderzoek alleen maar cijfertjes oplevert en verder geen inhoudelijke inzichten. Het verenigen van die werelden vereist een open blik.
Casestudy: AIAS-onderzoek over migratie, vergrijzing & de verzorginsstaat
Bij het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS) van de UvA werken we op dit moment aan een dergelijk interdisciplinair onderzoek op het terrein van migratie, vergrijzing en de verzorgingsstaat. Onderzoekers uit verschillende wetenschapsgebieden (economie, psychologie, antropologie en sociologie) werken daar samen aan dezelfde vraagstellingen met behulp van verschillende onderzoeksmethoden (vragenlijsten, experimenten, inhoudsanalyses en kwalitatief onderzoek). Ten eerste proberen we een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat door invulling te geven aan de door mij omschreven publieke functies van wetenschap. Ten tweede zijn we constant in discussie met elkaar over ons onderzoek en de resultaten. Dat de uitkomsten van de verschillende deelonderzoeken soms tegenstrijdig zijn, laat zien dat er niet sprake is van een waarheid, maar dat maatschappelijke processen complex en gelaagd zijn. Wat uiteindelijk steeds weer tot nieuwe onderzoekbare hypothesen leidt.
Dr. Ferry Koster is universitair hoofddocent Arbeid, Organisatie en Management aan de afdeling Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast is hij is een onderzoeker bij het Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies van de Universiteit van Amsterdam en een gastonderzoeker van het onderzoeksprogramma Hervorming Sociale Zekerheid van de Universiteit Leiden. Lees meer over Ferry Koster en zijn werk op zijn website: www.ferrykoster.nl