Veertje
dus inhoudelijk gezien ga ik er dan maar van uit dat aboutaleb de enige is die letterlijk door de beugel kan kruipen
omdat "die" slaat op "de weinige bewindslieden" wat een meervoud impliceert. Als "die" op "één" zou slaan, dan zou het sowieso "dat" hebben moeten zijn.
je ziet het verkeerd
je gebruikt die/dat al verkeerd.
Aboutaleb spreekt volgens Stroop 'nagenoeg ABN' en is daarmee een van de weinige bewindslieden die door de beugel kan.
- de hele bijzin is gewoon een bijvoeglijke bepaling. Hem gewoon loskoppelen vd hoofdzin
"aboutaleb ..." kan niet aangezien deze bijzin ons net iets over het onderwerp verteld. integenstelling tot anderen kan het onderwerp wel door de beugel kruipen. Maar zelfs als je hem loskoppelt is het onderwerp zeker niet
bewindslieden.
- Probeer de uitdrukking "een van de weinige ..." eens aan te vullen met een enkelvoud. volgens mij zal dat niet
lukken.
- volgens mij is het altijd
iets kan door de beugel (had ik al gezegd denk ik)
- volgens jou moet het
kunnen zijn omdat bewindslieden het onderwerp is. de vraag
"wie/wat zijn daarmee een van de weinige die door de beugel kunnen" mag je niet stellen om het onderwerp te bepalen aangezien je nu de pv verandert (is => zijn). dat mag niet als je het onderwerp zoekt.
de vraag om het Ond te bepalen moet dus zijn.
"wie/wat is een vd weinige die door de beugel kan/kunnen?"
aboutaleb of bewindslieden?
volgens mij was het fatsoenlijk geweest had de schrijver een terugkoppeling gemaakt naar het onderwerp. bvb
... daarmee is hij een van de weinige bewindslieden...
er mag in dit geval trouwens ook al geen getalsverschil zijn tussen de werkwoorden
zijn en
kunnen voor zover ik het mij nog goed herinner.
bij jou zou de zin zo klinken:
Aboutaleb spreekt volgens Stroop 'nagenoeg ABN' en zijn daarmee een van de weinige bewindslieden die door de beugel kunnen.